|
The Rhythm Junks hebben net hun vierde album “It Takes a While” uitgebracht. Daarop brengen ze in 10 nummers hun versie van dansbare muziek die niet al te gemakkelijk mag zijn. Alle geluiden zijn uitgepuurd en tot hun essentie teruggebracht. Dat Steven De Bruyn een frontman van jewelste is, weet iedereen, maar ook bassist Jasper Hautekiet en drummer Tony Gyselinck hebben een en ander te vertellen over hoe zij muziek zien en beleven. Dat en nog veel meer kwam ik te weten op een druilerige woensdagavond in Gent.
Jullie nieuw album heet “It takes a while”. Waar komt die titel vandaan?
Steven De Bruyn: In het leven duurt het al eens voor je resultaat hebt, en dat kan geen kwaad. We vergeten dat af en toe, alles moet er direct zijn, maar soms is het mooi dat je moet wachten.
De tekst is nogal cryptisch, zo zing je onder andere 'Remember it takes a while to form the number, to turn the dial.'
Steven De Bruyn: Dat heeft meerdere betekenissen: je kan het letterlijk opvatten, zoals een draaischijf op een oud telefoontoestel, maar soms moet je een knop omdraaien in je hoofd: belangrijke beslissingen vragen tijd, nadenken is altijd beter dan ondoordacht te werk gaan.
Steven, jij bent de tekstschrijver. Hoe begin je aan zoiets?
Steven De Bruyn: Ik heb dat altijd gedaan, wel niet dagelijks. Ik ga wel niet bewust achter mijn computer zitten en beginnen schrijven, soms is het alsof er zich een zin vastzet in mijn hoofd en dan bel ik naar mijn antwoordapparaat. Daarna kost het wel tijd om ermee aan de slag te gaan.
Je klinkt nogal melancholisch, maar of het met de teksten of je stem te maken heeft, daar ben ik nog niet uit.
Steven De Bruyn: Misschien zou het interessant zijn om iemand anders mijn nummers te laten zingen? Iemand met een niet-melancholische stem? Dat zou pas een interessant experiment zijn.
Jasper Hautekiet: Voor mij voelen de teksten niet altijd melancholisch aan, eerder contemplatief. Er wordt geobserveerd, er worden dingen in vraag gesteld, maar er zit toch een zekere lichtheid in.
Het is niet zwaar opgevat, maar de onderwerpen zijn niet echt luchtig?
Steven De Bruyn: Nee, maar wat ik fijn vind, is luisteraars wakker schudden met bepaalde vragen, ze op die manier betrekken. Dat zou toch kunnen...
Maar je bent er niet zeker van?
Steven De Bruyn: Ik weet niet of ik altijd slaag in mijn opzet (lacht).
Hoe werken jullie nummers uit? Heeft ieder zijn ideeën, die dan samen gegooid worden?
Tony Gyselinck: We werken samen, en dat begint met heel weinig: een tekst, of soms een baslijn. We duiken zeker niet de studio in met een 'we-zullen-wel-zien' attitude.
Jasper Hautekiet: Bij deze plaat hebben we veel geïmproviseerd en opgenomen, en de interessantste stukken gebruikt om verder te bouwen. In grote lijnen wisten we wel hoe de nummers moesten evolueren, maar het lag niet tot in de puntjes vast. We namen soms 3 takes op van een nummer, en die waren dan alledrie lichtjes anders.
En dan volgt het knip- en plakwerk?
Jasper Hautekiet: Nee, er was bijna geen knip- en plakwerk, wij hebben live on tape opgenomen, en de takes gehouden zoals ze zijn.
Steven De Bruyn: We zijn altijd gegaan voor de beste take.
Jasper Hautekiet: Er zat wel vrijheid in de uitvoering, we wisten ook niet altijd hoelang een stuk zou duren, wanneer de brug in het nummer zou komen, dat zijn wel dingen die variëren.
Steven De Bruyn: Je voelt ook aan de plaat dat het daar ter plaatse gemaakt is, en niet een jaar op voorhand uitgeschreven.
Ook al zijn de songs klassiek van structuur (strofe, refrein, strofe, refrein, brug, refrein), toch klinken ze op het eerste gehoor niet zo.
Steven De Bruyn: Dat is omdat we qua bezetting en invulling anders werken. Voor ons is het gemakkelijker een nummer van 7 minuten te maken dan van 3 minuten, maar we hadden onszelf opgelegd om het voor de opname tot de essentie te herleiden. Live kunnen we nog alle kanten uit.
Waarom hebben jullie het album zelf geproduced?
Jasper Hautekiet: De vorige 2 platen hebben we samen met Geoffrey Burton gemaakt. En het was interessant om met hem te werken, maar ondertussen hebben we in deze bezetting onze weg gevonden. Als je een producer hebt, moet je je lot in zijn handen leggen, je geeft hem carte blanche. We hadden nu wel een vrij goed idee hoe de plaat moest klinken, en Jasper Maekelberg, onze opnameleider, is ook producer en muzikant, dus hij kon hier en daar wel meedenken. Maar een 'overkoepelend' persoon was totaal niet meer nodig.
In 'Headphone City' en 'Calling Masala' weerklinkt een gitaar, maar niemand in de groep bespeelt dat instrument. Of hebben jullie terug de basgitaar door een gitaarversterker gehaald?
Jasper Hautekiet: De bas wordt vaak uitgesplitst in verschillende kanalen, soms hoor je een basgitaar, soms een gewone gitaar, soms een synthesizer. Door onze kleine bezetting is er ruimte voor andere dingen, iedereen kan functies overnemen van elkaar.
Steven De Bruyn: Als je de omnichord bespeelt met genoeg distortiepedalen, dan krijg je ook wel een gitaargevoel.
Jasper Hautekiet: Dat is net zo interessant nu: doordat er veel ruimte is, kunnen we beurtelings de rol van gitaar of keyboards invullen, soms ben ik dat, soms is Tony dat, soms Steven. Soms allemaal samen, en dan is dat een gevecht, maar dat is net leuk, omdat er constant interactie is om die ruimtes in te vullen. Tegelijkertijd proberen we ook veel aan de verbeelding over te laten.
Vroeger waren jullie een veel grotere groep, waar gaat jullie voorkeur naar, groot of klein?
Steven De Bruyn: Het was backstage altijd gevulder en er werden meer moppen verteld (lacht). Met blazers is het altijd feest, op en naast het podium. Het was een bijzonder fijne periode met bijzonder fijne mensen. Maar dat alles en iedereen nu in een wagen past, is ook wel fijn. En live kan je op een bepaald moment een nummer een andere wending geven, dat is een vrijheid die we als trio veel meer hebben.
Jasper Hautekiet: Blazers hangen vast aan een arrangement, ze zijn één geheel en zitten dus samen op dezelfde lijn. Met 7 man is het veel moeilijker om live iets te veranderen, er is altijd wel iemand die het niet gehoord heeft. Nu spelen we veel losser, als er iets misloopt, dan los je dat op dat moment op, terwijl dat in een arrangement veel moeilijker is.
'Shopping again' zit vol woordspelingen. Moet je daar hard aan werken?
Steven De Bruyn: Er zijn teksten waar ik maanden op kauw, en teksten die er op 5 minuten uitkomen. Ik weet niet wat het beste is, ik maak daar geen onderscheid in. Ik hoor al eens van andere songschrijvers dat het een goed voorteken is als een tekst er zo uitrolt. Maar er zijn ook teksten waar ik hard aan gewerkt heb, en waarover mensen mij komen zeggen dat ze er iets aan hebben. Ik ben niet echt een constante fontein van teksten, eerder een kabbelend beekje.
In sommige songs zit er een bluesy mondharmonicaatje. Mis je de blues?
Steven De Bruyn: Dat is een vraag waar we 4 uur kunnen over praten. Ik denk niet dat blues iets is wat je kan missen, het is iets wat je overvalt, het overkomt iedereen wel eens in zijn of haar leven. Achteraf beschouwd is het een van de mooiste dingen die je kan meemaken, het is louterend.
Ik heb het soms moeilijk met de duidelijke invulling van dat woord: als het als etiket wordt gebruikt, dan sta ik er kritischer tegenover. Als je echt de blues kan vertolken, geef je een positieve wending aan het gevoel, en dat is de kracht van de blues.
Jasper Hautekiet: Ik kan zijn teksten natuurlijk alleen maar interpreteren. Er wordt snel een etiket op geplakt, de harmonica is sterk verbonden met de blues. Maar wat Steven tegenwoordig doet, heeft in mijn ogen niet zoveel met het genre blues, maar wel met het gevoel blues te maken. Als je hoort hoe hij werkt met effecten en toonaarden uit Afrikaanse en Aziatische muziek, dan vind ik dat wat Steven doet, veel meer raakvlakken heeft met hedendaagse muziek dan met de traditionele blues.
Jullie spelen ook niet één genre, jullie mengen verschillende genres.
Jasper Hautekiet: Het is niet beredeneerd, we denken daar niet over na, ook al omdat we andere achtergronden hebben, en andere invloeden gehad hebben.
Steven De Bruyn: We proberen een gevoel te vangen.
Tony Gyselinck: We hebben wel een beetje last van het feit dat Steven bekend is door El Fish. We worden veel in het vakje blues ondergebracht. Dat is lastig, ook voor festivals, want als het echte bluesfanaten zijn, moeten ze ons niet. Anderzijds, we hebben onlangs in Nederland gespeeld voor 75 jaar Harry Muskee. Twee dagen volop blues, en wij sloten af, met ons repertoire. Je ziet de mensen dan wel even schrikken, maar ze waren toch mee. De zaadjes zijn geplant (lacht).
Jasper Hautekiet: Het is natuurlijk vooral in België en in Nederland dat Steven die stempel meedraagt. Als je naar Duitsland of Zwitserland gaat, merk je dat we op andere plaatsen terechtkomen, en dat is hoopgevend. Bij onze vorige plaat hadden we een single die veel op het Zwitserse Studio Brussel gedraaid werd, je merkt dat ze naar het nummer luisteren, niet enkel naar de mondharmonica. Maar we zijn altijd wel het buitenbeentje.
Jullie hebben al op verschillende continenten gespeeld. Met welke cultuur voel je het meeste verwantschap? Afrikaans, Aziatisch, Westers?
Steven De Bruyn: Dat is een moeilijke vraag. Elke andere cultuur doet je nadenken over hoe je bezig bent, en kan inspirerend werken. Toen ik de eerste keer in Kinshasa speelde, zag ik daar auto's rondrijden die er veel slechter uitzagen dan de mijne, die ik net verkocht had. Want ik dacht 'ik heb 300,000 km gereden, ik ga kosten beginnen krijgen'. Zij hebben markten waar je tot de kleinste vijs van een Toyota Corolla kan terugvinden. Ik vind dat wel mooi, dat je iets wat goed werkt, blijft herstellen. En ook, ondanks het feit dat ze daar vaak geen electriciteit of stromend water hebben, zijn ze altijd piekfijn verzorgd, met perfect gestreken en kraakwitte hemden. Ze hebben een ongelooflijke fierheid. Net zoals in Japan.
Tony Gyselinck: En daar zijn ze ook nog zo correct. Wij kennen dat niet, die correctheid. Bijvoorbeeld: de shinkansen, de sneltrein, heeft 1 keer vertraging gehad, een halve minuut. Omdat er een halve meter sneeuw lag. Hier zou de totale chaos heersen.
Jasper Hautekiet: Zo is elke cultuur anders, het is verrijkend om te zien hoe zij bepaalde situaties aanpakken. Ik vind het raar om je te vereenzelvigen met één cultuur, want we zijn ook maar opgegroeid in de cultuur die we hebben.
Steven De Bruyn: Op dat gebied vind ik Belg zijn heel interessant. Wij zijn een zeer klein land, en door de eeuwen heen verschillende keren overheerst door andere naties. We zijn ook bescheiden. Als artiest helpt het wel dat je weet hoe je met andere culturen moet omgaan, want constant op je borst staan kloppen, helpt geen zier. Een vedette in Vlaanderen of in Duitsland, dat is een groot verschil. En weten dat een vedette zijn eigenlijk niks voorstelt, helpt wel om je te bewegen in de wereld.
Maar kan je dan niet te bescheiden zijn?
Jasper Hautekiet: Ik denk het niet. Het is eigen aan de Belgische identiteit om ons aan te passen, open te staan, dingen te relativeren en in een bredere context te zien. Andere culturen zijn een verrijking, geen bedreiging, en omdat we zo'n klein land zijn, moeten wij wel openstaan voor anderen. Dat voel je in Zwitserland ook, daar staan ze open voor anderen, ze luisteren naar wat je doet, in Frankrijk is dat al wat moeilijker, het land is veel hermetischer.
Kathy Van Peteghem
Foto © Yvo Zels
|